Op 10 mei 1940, onmiddellijk na de Duitse overval, werd de school
overgeplaatst naar het ruime gebouw van de Ambachtsschool, gelegen
aan de Gordelweg, aan de Noordelijke uitgang van Rotterdam. Ons
détachement werd aangewezen tot het verrichten van hulp-
en bewakingsdiensten. Zo moest3en wij patrouilles lopen langs het
spoorwegviaduct dwars door Rotterdam. Wij wisten enkele verspreide
en doorgedrongen Duitsers gevangen te nemen. Ook behoorde tot onze
taak de eten-brengers, die eten brachten naar de strijdende troepen
aan de Maasbruggen, te begeleiden. Deze maaltijden werden met auto's
gebracht, waarop herhaaldelijk vuur werd afgegeven, hetwelk door
ons met Vickers Vliegtuigmitrailleurs werd beantwoord.
Ook bij ons schoolgebouw aan de Gordelweg was een Vickers vliegtuigmitrailleur
opgesteld, waarmede op de laagvliegende Duitse toestellen, die onze
school beschoten, werd gevuurd. Op de laatste dag echter werd het
gebouw zwaar gebombardeerd, waarbij ik licht gewond raakte en onder
het puin bedolven werd. Daar moet ik wel enige tijd bewusteloos
hebben gelegen. Toen ik bij kwam herinnerde ik mij aanvankelijk
niets van het gebeurde. Ik kon mij vrijwel niet bewegen, noch ademen
vanwege het stinkende stof. Het was zo donker; ik zag geen enkel straaltje
daglicht. In welke richting moest ik mij nu trachten te bevrijden?
"Jan, rustig blijven, vooral rustig blijven", zeide ik
tot mijzelf. Op goed geluk ben ik gaan kruipen en ik moest hier
en daar puin wegkantelen. Nog bleef alles donker. Opeens meende
ik stemmen te horen. Ik riep, ja, brulde terug. Er kwam antwoord
en hulp van de kameraden. Met vereende krachten heeft men mij bevrijd.
Ik had hier en daar wonden die bloedden. Aangezien de waterleiding ook vernield was hebben buren de wonden met thee uitgewassen.
|
Na de capitulatie werd ons détachement in krijgsgevangenschap
afgevoerd naar Hollandse Rading en ondergebracht in een leeggemaakt
reclasseringsoord. Daar kregen wij opdracht om een toegangsweg te
verbeteren. Wél deden wij alsof wij ijverig aan het werk
waren, doch toen wij in het begin van Juni 1940 gedémobiliseerd
werden, was er niet veel meer van die weg te zien dan een paar weken
tevoren.
Aanvankelijk zette ik mijn studiën aan de Technische Hogeschool
te Delft voort. Toen echter in 1942 de 'Arbeitseinsatz' voor studenten
dreigde, besloot ik onder te duiken, aanvankelijk te Wissel bij
Epe (Gld.), waarheen mijn ouders door de Duitsers verbannen waren. Later,
toen ook dit huis door de Duitsers gevorderd werd, trok ik met mijn
ouders mee, terug naar het Westen van ons land, aan boord van een
door hen aangekochte woonboot. Wij lagen o.m. op de Kagerplassen,
niet ver van Warmond, toen op een goede dag in September 1944 een
sleepboot met een Duitse marinebemanning verscheen. Ik werd opgepikt
en medegenomen. De sleepboot was ongeveer ter hoogte van Leiderdorp,
toen een groep Engelse vliegtuigen verscheen, die een lading bommen
uitwierp. De gehele bemanning vluchtte de weilanden in om daar dekking
te zoeken. Op mij werd niet meer gelet. Ik deed mij tegoed aan brood
en kaas, die ik in de stuurhut aantrof en verdween toen in het half
duister. Dat ik voorlopig niet meer aan boord van de woonboot ben
teruggekeerd, zal een ieder wel duidelijk zijn! Onmiddellijk na
de bevrijding meldde ik mij als vrijwilliger bij de Nederlandse
Luchtmacht. Ik was toen helaas twee jaren te oud om als vlieger
te kunnen worden aangenomen.
|