In haar mooie boek over de geschiedenis van onze familie (Kolff in Zeven Eeuwen) heeft mevrouw Manneke rake typeringen gegeven van de drie takken van onze familie. Zij heeft zich niet gewaagd aan een karakteristiek van de gehele familie. Dat was verstandig want hoe zouden die vele honderden leden van de familie, bezien door de eeuwen heen, allen onder een noemer zijn te brengen?
Ik kan maar een gemeenschappelijk kenmerk vinden, dat enigszins zou voldoen.Dat kenmerkende bestaat hierin, dat de familiegeschiedenis sterk is verbonden met de grote rivieren van ons land. Sporen van die verbondenheid zijn nog bij velen van ons naspeurbaar en spelen een rol tot op de huidige dag.
Toen Wouter Kolff (VI), de zoon van de Oisterwijkse schout, omstreeks 1586 vanwege de troebelen van de Opstand uitweek naar Geertruidenberg, de plaats waar zijn vrouw Anneken Pap vandaan kwam, is het begonnen.
Zijn zoon Wouter (VII) ging varen, werd schipper en verhuisde langs de rivier naar Nijmegen. Hij trouwde drie maal, en wel ‘langs de rivieren’, zo zou je het kunnen typeren; de bruiden kwamen uit Antwerpen, Tiel en Nijmegen.Zijn zoon, ook een Wouter (VIII), was deken van het schippersgilde en trouwde wat deftiger, met een meisje Van Heteren, wat een, misschien riddermatige, familie was uit het Rijk van Nijmegen.
Hun zoon was weer een Wouter (IX), de latere predikant, van wie wij allen afstammen. In zekere zin was hij een jongen van de wal, maar het is opvallend, dat zijn eerste standplaats Vuren en Dalem was, weer aan de Waal, en een buitenwijkje van Gorkum. Hij eindigde zijn leven, zoals alle Kolffen weten, als predikant in de vissersplaats Maassluis, waar de scheepjes in de kerk hingen en waar vrijwel iedereen afhankelijk was van de scheepvaart.
Er is in de geschiedenis van ons land vaak eenzijdig veel nadruk gelegd op het belang van de zeevaart. Alsof ieder die wat bereiken wilde ‘het zeegat uit’ moest en dat ook wilde. Wij hebben de geschiedenis van de vaart op de rivieren verwaarloosd en wij zijn bijna vergeten, dat de vertrouwdheid met het water eerst op de grote rivieren, binnengaats dus, gedurende lange eeuwen moest worden geleerd.
Ds. Wouter Kolff’s vrouw, Petronella van Duren, evenals haar man van origine uit Nijmegen, bezocht haar twee oudste zoons, bijvoorbeeld om getuige te zijn bij de doop van haar kleinkinderen, per zeilschip. De oudste was predikant te Brandwijk in de Alblasserwaard, de ander in Nieuw-Beijerland. Ook al voer de familie niet meer zelf, Maassluis bleef voor hen nog lang een thuis en de aktiviteit op de rivieren bleef de basis voor hun bestaan. Later nam Rotterdam de plaats van Maassluis in, terwijl ook vanuit Middelharnis een sterke band met de rivieren, of althans met de riviermonden, bleef bestaan.
Men moet zich, denk ik, voorstellen dat het zakelijk verkeer en de kennissenkring zich nauwelijks uitstrekte tot de dorpen of stadjes tenzij daar een haven was. Het is opvallend dat de naam Benjamin, die in mijn ‘staak’ nogal eens voorkomt, afkomstig is van de familie Rouffaer, ook al een echte rivierenfamilie.
Deze laatste familie ontleende de naam weer van de familie Jamin (een zekere Benjamin Jamin in de 17e eeuw; spreek de naam op zijn Frans/Waals uit!). Wie de geschiedenis van deze namen nagaat, beweegt zich langs de Maas en de Rijn en komt plaatsnamen als Arnhem, Venlo, Roermond, Maastricht, en tenslotte Luik tegen. Deze mensen waren goed bekend van Dordrecht tot Luik en van Kleef tot Maassluis. Van de dorpen achter de rivierdijken wisten ze niets, tenzij hier of daar, door een meestal kort verblijf als predikant.
Het waren geen Hollanders, geen Utrechters en geen Geldersen, maar mensen van de rivier. Zij voelden zich in de eerste plaats thuis niet te land of ter zee, maar in de drukte langs de steigers, havens en kades en bij de dynamiek die daar eeuwenlang werd geboren.
Dirk Kolff