Jubileum 50 jaar

therusvaer

Op deze familiedag waren 92 familieleden bij het diner aanwezig. Het diner vond plaats in de Anton Pieckzaal van het Lips Autotron te Drunen. Er is die avond een ‘samenspraak’ met toneel uitgevoerd. Van de samenspraak volgt hieronder de tekst.

Prietpraet oftewel zaemenspraek
tussen Therusvaer en Petronella
ter gelegenheid van
het 50-jarig jubelfeest van
de Familie Vereeniging Kolff
op 19 juni 1976.

therusvaer

Kees Kolff (voorzitter in 1976) als Therusvaer

De gedeelten zijn genummerd om het lezen te vergemakkelijken. De oorspronkelijke Zaemenspraek heeft deze nummering niet.

(1)

Zaemenspraek

Zeg Therusvaer, wat leuk is ’t hier,
en wat zijn dat voor mensen?

O…, dat is de familie Kolff,
hun aantal kent geen grenzen.

Nou nee… Dat zit er niet zo in…

Of valt er wat te schenken?
Ik zie geen Dolle Mina’s hier
en weinig lange haren.

Zij horen niet tot ’t werkschuw tuig,
Maar houden wel van sparen.
En ach… dat doen ze al eeuwen lang,
al vanaf 1300!
Ze zijn dus allen well to do…
Wat is er Nel?
Je kijkt zo verwonderd?

Zou ik soms niet verwonderd zijn
Ik vind het hoogst merkwaardig!
Zes eeuwen lang… en nog intact!
Gedragen zij zich waardig?

(2)

‘k Geloof van wel…
maar weet je wat… dat zou ik haast vergeten,
Zie je die zwaan op ’t wapen staan?
Hij zal ’t vast wel weten.

Natuurlijk!
Ik sta al eeuwen lang op die helm te staren…
De jaren kwamen… ‘k zag het aan…
en werd een wijze oude zwaan.
– en als je wilt,
klim op mijn rug,
Ik voer je eeuwen mee terug
over de lange, lange brug
gemaakt door oude Vader Tijd
en met zijn werken geplaveid…
Zie om…
Daar is het overzicht…

– En stel je voor,
een oerwoud, dicht…
en daarin twee figuren.
Ze maken samen wel wat gein
Maar… moesten niet mijn buren zijn
Zij hebben dierenhuiden om
en uiten zich met wat gegrom,
ook jagen zij soms op een wolf…

(3)

Het is het eerste paartje KOLFF!
Wat zijn ze stoer…
dat kun je zien!
Ze heten:
Knutram en Ipsien!
en hebben zich de jaren door
niet onbetuigd gelaten,
zodat de spruiten van dit stel
nog op een schoolplaat staan,
jawel!
Maar de namen van weleer,
weet ik nu zo goed niet meer…
Tot aan de komst van de Romein,
zaten ze wat wild te zijn,
daarna maakt men linnen kleden,
slingert die dan om zijn leden
zie toch eens,
hoe mooi dat staat!
Zijn dat niet Rupert en Agaath?

(4)

De Kolffjes leven blij te moe
naar de Middeleeuwen toe.
Niet, dat het daar toen alles was,
maar altijd beter dan ’t moeras en oerwoud
van het eerst begin…
Men krijgt in mooie kleren zin
Voor Gozewijn en Adelheid.

Want duiten hadden ze altijd!

En nog zijn steeds heel goed te zien
de Kolventrekken van Ipsien.
Alsmede Knutram’s baard en haren.
En ook zijn blik…
Hij kon zo staren.
De knots, die hij sloeg naar een wolf
Is thans veranderd in een kolf,
waarmee men speelt een vredig spel
In Hoorn zagen wij dit laatst nog wel.

(5)

En dan… in 1360 komt
alweer een Colve van de grond.
Men noemt hem Colve, of Colaert
ook hij had nog dezelfde baard.
En na een Kolff in Udenhout
komt in Haren dan een Wout.

En dan… O, nazaat, wees verwonderd,
Want ziet, zo omstreeks 1500
is het zowaar alweer een Wout,
die het dit keer al brengt tot Schout!
Daarbij had hij nog vele taken
en brengt het makkelijk tot Diaken.
Inmiddels zijn wij heel tevree
met de eerste Dominee.
Doch Dominee, die goede Vaer
was wellicht geen groot redenaar,
maar wist van sterren wel wat af,
betreurd daalde hij in ’t Maassluisse graf.
Een ‘zachte stilte’ minde hij ’t meest,
Dies haatte hem Dominee Luttelgeest.

(6)

We moeten nu wat sneller door,
anders wordt ’t vervelend hoor!
We kunnen weer gaan memoreren de zuinigheid
van Dominees gade Pieternel…
maar met recht kan zij pareren…
Ja… nu weten wij het wel!

Ach van nu af, voor tien jaren
is er al zoveel gezegd, over hoe de Kolven waren
dat het lijkt nu lijkt terecht
om niet alles te herhalen
anders gaan wij allen balen.

Nu dan, ZIE DE STAMBOOM AAN,
van dit talrijke geslacht.
Ieder heeft een exemplaar…
Open slaan, en, lezen maar!!

Welke Kolff ook,
’t is om het even,
had zijn vreugde in dit leven…
zijn mislukking en zijn trots,
alles van die ene knots.

(7)

Nu, van al die vele Kolven
wordt nog een enkele opgedolven,
Kolff, tout court, ziet men op de stamboom prijken.
Met Santens, Breda’s, Oosterwijken.
Van Santen, Jacques, was een heel groot man,
de boekjes spreken er nog van,
als musicus, schilder, essayist,
was hij een allround artist.

Gualtherus, dagelijks wel Wal geheten,
heeft zich ook literair gekweten,
hij stichtte tevens Kolff’s fonds voor Blinden,
het gironummer kunt u wel vinden.

Een andere Gualtherus was wel geen schrijver,
maar toch een groot cultuurbedrijver.
Hij deed de mensen in de Tropen
bij massa’s Neerlands boeken kopen.
Veel bracht G. Kolff & Co. daar ’t eerst in ’t land,
waar thans Suharto heerst.

Een is er dan… wiens groot vernuft
zelfs Amerika verbluft.
Dank hem kan leven zonder nier, de mens,
schoon zonder veel plezier.
Als veel wat thans is, is vergeten,
zal men de naam Pim Kolff nog weten.

(8)

Ook zag men Nico, somber starend,
mos en beschaving staag bewarend.
Wat hij zich ten doel had gesteld
zij in vier regels hier vermeld:
Bescherming van de schat der Ouden,
strikt aan de tradities zich te houden,
hoeden van ’t schone der Cultuur,
en zo ’t essentiele te behouden.
Zijn knappe kop deed hem veel weten,
wat anderen makkelijk vergeten.

In de Oost zijn Kolven nog te noemen
waarop ’t geslacht zich met recht kan roemen.
Plaatsen wij bovenaan
den stoeren Piet, den Deliaan.
Dirk Hendrik junior was mede kloek.
Hij schreef in een omstreden boek,
in goede ronde zeemanstaal,
van grote tochten een verhaal.
Veel eilanden ontdekte hij op die baan
en sommige hebben nooit bestaan.
Trouw streed hij voor land en vorst,
De M.O.W. prijkte op zijn borst.

(9)

De grote meerderheid van het geslacht
heeft het tot goede middelmaat gebracht.
Zij waren doorgaans handelaren,
burgemeesters of notaren.
Een enkele was fabrikant, gelijk Jan Prak,
of ook wel in een ander vak.
En Coen, een man van zwier en geest,
droeg in ’t lapel het Neerlands Beest.

Meer zijn er met dit dier bekend
en een stond pal in ’t parlement…
Een telg van de oude Marius, die,
Dorpshoofd der deilse Dynastie
regeerde over het Betuwse land.
’t Geslacht houdt daar ook eeuwen stand.

Dan was daar de Boeman nog,
met dertien kinderen in zijn zog.
IJzeren Dirk staat bovenaan
die zijn mannetje kon staan.
Bootwerkers, ’t is wel raar,
liep hij zomaar van’t trottoir.
Voor een hond, het klinkt wel dom,
liep hij graag een straatje om.

(10)

Kees, Marcel genaamd, ook een brave borst
trouwde een telg van Rotte’s dichtervorst.
Met Janusbroer, wat plat van woord,
zette hij Tollens’ verfzaak voort.
De vierde zoon, Jan, ’t klinkt als Raamsdonks moord,
verkondigde des Heeren Woord.

Trudus emigreerde, gaf toen spoedig de geest,
Van onze ‘Family Over There’ is hij het begin geweest.

Vele anderen deden nog hun best.
’t Is voorbij, silence is de rest.

Cornelis Americanus bracht Kolff’s naam
in Staten Island tot grote faam.
En eens, toen hij in Holland was
(hij stond bij velen in de pas),
gezeten aan een Kolvendis,
ja…, dit gebeuren was niet mis:
– men kwam uit Deil zelfs naar de Maas –
toen riep hij uit:
‘Wat is dat dwaas!!
“Where are all the Ladies?”
‘k Wil vertier en zie alleen maar mannen hier!
Wat was het antwoord van dat stel?

De vrouwen zijn hier niet in tel!

(11)

Maar ja, wees nu eens even eerlijk,
de vrouwen waren onontbeerlijk.
De oude Trudus zag het in…,
je kan niet zonder levensgezellin.
Al is het maar bij een diner,
de vrouwtjes eten wat graag mee!

Vandaar, dat nu al vijftig keren,
wij allen samen gaan dineren!

In ons doorluchtig Wapenteken
zijn het de Kolvenhamers, die spreken.
Niemand echter weet wat is,
d’overtoppende Fleur de Lys.
Het edel dier der Kolven crest
is ook wat vreemd, maar doet zijn best.

Hij broede op de helm nog lang
en zingt nog niet Kolff’s zwanenzang.

Van alle namen in dit spel,
kende u er enkele wel,
of bent u er ook veel vergeten?
U mag op de mensen zinnen
en u kunt er wat mee winnen.
Maar ’t moeten er wel wat minder zijn
dan bij Berend Boudewijn.

(12)

Nu, we zingen een paar regels,
waarin namen bij de vleet.
’t Is hetzelfde als voor tien jaren,
mogelijk, dat u het nog weet.

Wie was Oom Jan Dominee
IJzeren Dirk, Saar Theesalet,
Cor Prins, die zo verschrikkelijk deftig dee,
en wie Cor Vlieg, die leefde in een flat?

Weet u nog van Theer Effect
of van Jantje Zakformaat,
van Bram Toneel, of van de oude Coen
– die liep zo gaarne in Den Haag op straat?

Wist u wie de Boeman was,
Jan Segaar, of soms Aad Zout
Cor Verf – en dan, tenslotte nog Pim Nier,
maar helaas hebben we die nu niet hier.

Kolven, Kolven, overal,
Met, of zonder veel lawaai.
Die bijnamen zijn wel een beetje mal,
maar anders is het leven veel te saai. [bis]