|
BERICHT van den Res. Luitenant Kolonel J.M.
KOLFF, Commandant van het 46e Regiment Infanterie - | 1
| 2 | 3 | 4
| 5 | 6 | |
< Previous (4) |
Next (6) > |
Dinsdag 14 Mei 1940. |
|
Ik verlangde zelf wel heel erg naar wat
rust na deze vier lange dagen en nachten vol zorgen en beslommering.
Maar als Commandant van het Kantonnement Vianen wilde ik toch eerst
nog persoonlijk mijne maatregelen treffen. Want behalve mijn eigen
regiment met de toegevoegde wapenen en ook het thans teruggekeerde
Ie bataljon moest in het kleine voormalige vestingstadje Vlanen legeringsruimte
toegewezen worden aan 8 G.B. (8e Grens bataljon), 6 I R.H. (6e Escadron,
Ie Regiment Huzaren), 6 Comp. Lu mitr. (6e Compagnie Luchtdoelmitrailleurs),
9 C.P. (9e Compagnie Pioniers), en een Det. A.A.tr. Brig. A. (Detachement
Aan en Afvoertroepen Brig. A.).
Aan de Bataljons commandanten en aan de Commandanten van de op zich
zelf staande binnen marcheerende troepen werden de rayons aangewezen,
welke voor de legering van hun onderdeel bestemd waren. Tevens werd
gelast, dat niemand zich op straat mocht bevinden. Voorts dienden
alle voertuigen onderdeelsgewijze in de zijstraten te worden opgesteld.
Zoodoende bleef de zeer breede Voorstraat, die het stadje van Noord
naar Zuid doorkruist, vrij voor doorgaand verkeer. In deze Voorstraat
was mijn Cp. gevestigd en tevens bevond zich in het Gebouw van het
Kantongerecht, ook in de Voorstraat, de Politiewacht onder bevel van
een officier, die voor het handhaven van rust en orde in het Kantonnement
diende zorg te dragen.
|
Het werd al spoedig stil in het stadje.
Men sliep of rustte binnenshuis. Tegen 11.00 was het met de rust gedaan.
Duitsche vliegtuigen schoten onafgebroken met mitrailleurs in de straten
of lieten lichte bommen vallen, waardoor toch nog in den loop van
den dag eenige gewonden zijn gevallen.
Om 16.30 ontving ik het bevel om mij om 17.00 bij C. Brig. A op diens
Cp. te vervoegen. De Kolonel van Voorthuijsen deelde aan de Regiments
commandanten van zijne Brigade mede, dat wij thans waren ingedeeld
bij 111 L K. (Commandant de Generaal Majoor van Nijnatten). De Kolonel
achtte de toestand ernstig en met het oog op het luchtgevaar werd
het niet wenschelijk geacht de troepen gedurende den nacht in de kwartieren
te laten verblijven. De brigade zou in verzamelvorm den nacht doorbrengen
in de open lucht, buiten de bebouwde kommen van het legeringsgebied.
Aan mij werd opgedragen 46 R.I. in colonne met groote afstanden op
te stellen in de boomgaarden oost van den weg langs het Merwedekanaal,
front zuid, met het hoofd bij de Biezenmolensche Brug. |
|
This page: Down |
Ik keerde terug naar mijn Cp. te Vianen, waar ik intusschen de
Bataljons commandanten had doen bijeen komen. juist nadat ik mijne
bevelen aan mijn ondercommandanten had uitgegeven en gelast, dat
de bevolen verzamelvorm onmiddellijk moest worden ingenomen, kwamen
er geruchten door, dat Rotterdam brandde en dat de Nederlandsche
troepen de wapenen zouden hebben neergelegd. Kort hierop ontving
ik van C. Brig. A. het bevel:
"Verzamelvorm niet innemen, troepen blijven legeren in hun
rayons."
En weer niet veel later kwam de droeve mededeeling van den Brigade
Commandant, den Kolonel van Voorthuijsen, dat Nederland heeft moeten
capituleeren. Zie in dit verband ook het Bericht van den Reserve
kapitein der Artillerie Mr. J. M. Pilaar met betrekking tot het
overbrengen van deze mededeeling namens C. III L. K. aan C. Brig.
A.
|
(Woensdag 15 mei 1940) |
Den volgenden morgen hoorde geheel 46 R.I.,
officieren, onderofficieren en manschappen met ontroering de Proclamaties
aan van Commandant Veldleger, van Commandant Brigade A. en van mijzelf,
waarbij het vertrek van H.M. de Koningin werd medegedeeld en de afgedwongen
capitulatie onder bedreiging met verwoesting van al onze groote steden,
naar voorbeeld van Rotterdam.
Wij waren dus krijgsgevangen en moesten wapens, munitie en alle voertuigen
inleveren. Erg gebrand waren de Duitschers op onze paarden, op de
pantserafweerkanonnen en ook op de keukenwagens. Een belangrijk deel
van de wapens en de munitie was tevoren reeds in de Lek en in mestputten
verdwenen. Maar er bleef toch nog veel over, dat met schepen naar
Gorcum moest worden afgevoerd. Een Escadron van een Duitsche Verkennings
afdeeling was met onze bewaking in Vlanen belast. Wij hebben in het
geheel geen hinder van deze Duitschers ondervonden en konden ons vrij
in het kantonnement Vlanen bewegen. Na verloop van een tiental dagen
werd ditmaal in twee dagmarschen naar ons oorspronkelijk rayon Ingen
Kesteren Opheusden teruggemarcheerd. Onderweg was het regiment ingekwartierd
in Zoelmond en Ravenswaay. |
|
This page: Up - Down
|
Geleidelijk aan werd 46 R.I. gedémobiliseerd. Enkele officieren
gingen over naar den Opbouwdienst, de meesten gingen gelukkig naar
huis en zelf trok ik 30 Juni 1940 voorgoed mijn uniform uit.
Of het voor goed zou zijn?
Ik heb al die jaren het tegendeel gehoopt, al die lange jaren
van de bezetting, waarbij ik een korten tijd in het Oranje Hotel
heb doorgebracht, in één cel met twee dappere jonge
kerels, Ir. van Hattem uit Den Haag en Spanjer uit Amsterdam, die
beiden wel wisten, dat hun dagen geteld waren en die zich zoo geweldig
kranig hebben gedragen.
|
Nadat ik uit het Oranje Hotel was ontslagen, mijn huis
te Wassenaar en later ook dat te Epe (G.) door de Duitschers
was gevorderd, heb ik met mijn gezin aan boord van een intusschen
aangekocht woonschip nog eenige jaren door het land gezworven. Ten
tijde van de bevrijding 5 Mei 1945 lagen wij in een achterafsloot
te Sassenheim.
Toen bleek, dat het Legerbestuur geen prijs meer stelde op de medewerking
van de oudere officieren, was ik wel pijnlijk getroffen. Om na een
dienstverband van bijna 45 jaren, zoo zonder meer aan den dijk te
worden gezet, het griefde mij wel heel erg. Totdat geheel onverwacht,
met de eerste post van 10 Mei 1947 het navolgend schrijven van Z.E.
den Minister van Oorlog mij bereikte:
|
MINISTERIE VAN OORLOG
Geheim La. W. 83
Onderwerp: titulaire Rangsverhoging
's Gravenhage, 9 Mei 1947
Het is mij een eer en een genoegen U mede te
delen, dat het Hare Majesteit de Koningin heeft behaagd U
bij Hoogstderzelver Besluit van 1 Mei 1947, Nr. 18 met in,gang
van 10 Mei 1947, de titulaire rang toe te kennen van Reserve
Kolonel.
Met deze bevordering moge ik U mijn hartelijke gelukwensen
aanbieden.
DE MINISTER VAN OORLOG
w.g. A. H. J. L. Fiévez
|
|
Onder de vele gelukwenschen,
die ik ter gelegenheid van deze bevordering mocht ontvangen, wil ik
hier noemen die van mijn vroegeren chef, den Commandant van het Veldleger,
den Luitenant Generaal b.d. J.J.G. baron van Voorst tot Voorst, een
chef, die mij een groote vrijheid heeft gelaten om naar eigen inzichten
mijn vak te versterken en ter verdediging in te richten. |
(Top of Page) |
< Previous (4) |
Next (6) > |
|