1939-1950: Herman Kolff

familie kolff

Bericht van den dpl. Wachtmeester Staf 6 R.A. Herman Kolff.

In de vroege morgen van 10 Mei 1940 werd ik door hevige klappen uit mijn slaap gewekt. Ik dacht aanvankelijk aan oefeningen, doch al naar gelang ik meer bij bewustzijn kwam, werd het me duidelijk dat dit niet het geval kon zijn, want ik hoorde het geruis van vliegtuigen.
Daarop sprong ik uit mijn bed, keek naar buiten en zag in de verte een rode gloed aan de hemel; ik hoorde hevig schieten van afweergeschut, daar tussendoor het ontploffen van bommen.
Laat ik eerst eens de situatie van mijn kwartier uitleggen. Het was gelegen in de gemeente Bennebroek, grens Heemstede aan de Ringvaart en ik kon vanaf, mijn balkon (ik woonde in een hoekhuis) de gehele Haarlemmermeerpolder, vanaf de richting Leiden tot aan de richting IJmuiden overzien.
Bij het aankleden, het werd nu reeds lichter, kwamen er steeds meer vliegtuigen, die aldoor bommen op het vliegveld Schiphol afwierpen. Met hevige ontploffingen zag ik de benzinetanks van het veld de lucht ingaan. Ook kwamen er toestellen boven ons kantonnement. Het waren de bekende Heinkel-bommenwerpers. Ze schoten op de afweerbatterijen. Hierdoor werden enige burgers, die zich op straat bevonden, gewond.
Snel ging ik naar ons bureau Staf 6 R.A., gelegerd in een villa op het buiten ‘Meer en Berg’ om hier nadere orders in ontvangst te nemen. Hier kreeg ik met mijn groep verkenners opdracht mij gereed te houden om de duinen te doorkruisen op zoek naar parachutisten. Dit zou per rijwiel geschieden, die werden gevorderd. Om 7 uur vertrokken we van de stallen met vijf man richting Amsterdamse Waterleidingterrein. Na enkele uren van speuren en vragen bij burgers kregen we de indruk dat geen vijandelijke troepen waren geland en keerden weer naar het punt van uitgang terug. Hier wachtte ons reeds een nieuwe opdracht, n.l. de bezetting van het kruispunt Vogelzangsche Laan – Beeklaan. Met dezelfde groep mensen nam ik daar mijn post in en volgens opdracht werden er wegversperringen aangebracht, zodat o.m. auto’s niet in volle vaart zouden kunnen passeren en wij de gelegenheid zouden krijgen om deze te doorzoeken op wapens, photo- en ander materiaal van verboden aard. In de middag werden wij afgelost en kregen we twee uur rust, voordat we weer op patrouille zouden gaan.

11 Mei – De gehele avond en nacht werden de verschillende verkeerskruisingen van Ringvaart tot Vogelzangsche Laan door wachten bezet gehouden. ’s Morgens werden er twee patrouilles uitgezonden, richting Schiphol. Daar zouden parachutisten geland zijn. Ditmaal zouden we per auto gaan. Mijn open sportwagen werd omgebouwd tot een soort pantserwagentje met een machinegeweer achter de voorbank op een statief, zodat dit alle richtingen uit kon worden gedraaid. Op de treeplanken kwamen losse ijzeren platen van behoorlijke dikte, welke door de hoefsmid snel met schroeven vastgezet werden. Nu waren wij althans eniger mate tegen vijandelijke flodders beschermd. Op deze manier ging ik met drie man en een andere wagen waarin de Luitenant Colenbrander plaats nam met enige manschappen naar de aangegeven plaats. Daar aangekomen waren de reeds gelande vliegtuigbemanningen intussen gevangen genomen. Wij moesten in de buurt blijven, daar meer vijandelijke vliegtuigen deze koers hielden.
Wij maakten van de gelegenheid gebruik om langs het vliegveld te rijden en daar de verwoestingen te zien. Schiphol was goed geraakt en veel stukgeschoten toestellen lagen in het rond, waarbij meerdere Duitse bommenwerpers. Ook zagen we hier en daar een rij huizen door bommen getroffen.
Daarna heb ik met mijn manschappen een transport krijgsgevangenen getransporteerd naar de gevangenis te Haarlem. Voorts moesten nog enige berichten worden weggebracht naar de 1e Afdeling van ons Regiment, welke op mars was naar Rijnsburg en aldaar in stelling zou komen, om de gelande Duitse toestellen op het vliegveld Valkenburg onder vuur te nemen en ook om onze infanterie te steunen, die zou trachten dorp en vliegveld te heroveren. De Afdelingen van 6 R.A. waren alle onderweg naar verschillende punten: I naar Rijnsburg, II naar richting Den Haag, III van Sassenheim richting Leiden.

12 Mei – De gehele Zondag moest met het omgebouwde ‘pantserautootje’ gepatrouilleerd worden en ook werden berichten overgebracht naar de Afdelingscommandanten. Des namiddags werden de officieren en onderofficieren – voor zover zij aanwezig konden zijn – op het Regimentsbureau bijeen geroepen en maakte onze Regimentscommandant bekend dat onze Commandopost ’s nachts in zuidelijke richting zou worden verplaatst. Aanvankelijk te volgen weg: Hillegom – Lisse – Sassenheim. Kwartiermakers waren reeds onderweg; deze verplaatsing zou samen met de staf van de IIIe Divisie geschieden. Volgorde: wielrijders, dan het paardenmateriaal en daarachter de autocolonnes. Des avonds werd door de beredenen in alle stilte en rust opgezadeld en gepakt. Van de vele burgers, die ons zo behulpzaam waren geweest tijdens ons verblijf gedurende de acht maanden van mobilisatie, werd afscheid genomen. Privé-bezittingen, welke zich in deze lange tijd hadden opgehoopt, zouden door hen zo lang bewaard worden. Tegen middernacht zal het geweest zijn toen de verschillende onderdelen van de staven gereed waren voor de afmars. Er werd door onze chefs nog eens terdege gewaarschuwd om op te letten tegen al te nieuwsgierige burgers en ook vooral tegen parachutisten en instructies werden gegeven hoe te handelen bij een onverwachte aanval.

13 Mei – Gelukkig is de mars zonder noemenswaardige ongevallen of stoornissen verlopen. Onderweg zagen we de bossen van Noordwijkerhout branden, die door onze troepen in brand gestoken waren om de aldaar gelande parachutisten te verdrijven. Onze nieuwe standplaats bleek Warmond te zijn, mij door het zeilen zeer goed bekend. We werden eerst ingekwartierd in het midden van het dorp, in Hotel ‘De Stad Rome’. Hier werd een goede nachtrust genoten.

14 Mei (opmerking over de datum) – De volgende dag werd ons kwartier verplaatst naar het welbekende Restaurant ‘Meerrust’, de paarden werden in een grote loods van een van de jachthavens ondergebracht. De eerste instructies luidden: De tuin van het restaurant zo ongerept mogelijk laten, stoelen en tafeltjes mogen niet verplaatst worden, dit alles met het oog op de luchtfotographie. In de nabijheid van het Restaurant werd een grote schuilkelder gebouwd. Nu hoorden we ook onze batterijen vuren op het vliegveld Valkenburg en het dorp. Daar tussendoor het geratel van het snelle Duitse en langzamer het zwaardere machinegeweervuur. Alleen wanneer vliegtuigen over kwamen stopte het vuren en trad er een doodse stilte in.
Nadat we ons nieuwe kwartier zo goed mogelijk hadden ingericht en de Verbindingsafdeling nog druk bezig was met het aanleggen van de telefoonlijnen, kreeg de Verkenners-Afdeling alweer een nieuwe opdracht. Onze Verkenners-Afdeling, die normaal alles te paard afdeed – behalve dan in de afgelopen oorlogsdagen – had thans tot taak motorboten te vorderen en gereed te doen maken voor patrouilles op de Kagerplassen. Drie motorboten werden van stalen platen en een machinegeweer voorzien. Ze werden elk bemand met vier man onder bevel van een onderofficier. Ook de beide wagens, welke in de omgeving van Heemstede gebruikt waren, stonden gereed en te onzer beschikking.
We zagen voortdurend vliegtuigen boven de stad Leiden en in meer oostelijke richting bommen werpen, konden echter niet uitmaken waar het precies was. Later hoorden we, dat het gemunt was op autocolonnes en bruggen in de buurt van Zoetermeer. Er werd een speciale Waarnemingsdienst voor het uitzien naar vijandelijke vliegtuigen ingesteld; alle gegevens moesten onmiddellijk worden doorgezonden naar een centraal punt.
Eén onzer laatste opdrachten was nog het patrouille varen op de Kagerplassen. Er was een bericht binnengekomen dat in de polders ten oosten van de plas parachutisten zouden zijn geland en zich hadden verschanst in een wit huis. Nu is de Kaagsociëteit wit geschilderd, dus zouden wij daar een onderzoek instellen. Spoedig voeren we uit – in gespreide formatie – op het gebouw af. Het was vreemd dat er niets waargenomen werd en tot op een honderd meter benaderd, werd er zelfs geen schot gelost. Plotseling kwam één der bewoners naar buiten. Het bleek dat er geen vijanden in de omtrek waren geweest en het dus loos alarm moet zijn geweest. Op de thuisvaart naar Warmond zagen wij in zuidelijke richting een hoge wolk en het viel ons op, dat deze steeds op dezelfde plaats en hoogte bleef hangen en ook, dat de vijandelijke vliegtuigen steeds deze koers hielden. In Warmond vernamen wij later dat dit het brandend Rotterdam was.
In de namiddag kregen wij het ontstellende bericht van de overgave en was de stemming opeens ‘down’. We hadden allen nog zoveel meer willen doen voor ons Vaderland, wij hadden het nog niet willen opgeven.

15 Mei – De volgende morgen trokken de gemotoriseerde Duitse strijdkrachten langs de grote weg naar Amsterdam en konden we een indruk krijgen, wat ons eventueel nog te wachten had gestaan. Voor de gevallen kameraden werd nog een inzameling gehouden, een aantal kruisen werd die middag op de graven onzer wapenbroeders rond Valkenburg geplant en met kransen omhangen. Het dorp was totaal plat, op het vliegveld lagen de machine’s, gedeeltelijk in de modder weggezonken. Maar met moed is hier gevochten en niet één dag had het langer moeten duren of de Hollanders waren hier weer meester geworden.

Opmerking:
De data 14 en 15 mei zijn door mij op andere plaatsen in de tekst geplaast dan zoals in het boekje weergegeven.
De heer Oorschot, initiatiefnemer van de site over de gebeurtenissen op en rond Vliegveld Valkenburg, meldde mij de noodzakelijke correctie op de oorspronkelijke tekst (terug naar tekst).