Bericht van de Reserve 1e Luitenant bij het Korps Motordienst Mr. George Justinus Kolff.
Bij het afkondigen van de Voormobilisatie op 24 Augustus 1939 begaf ik mij ingevolge mijn Lastgeving naar Hilversum om dienst te doen als Hulpvorderingscommissaris voor Motorvoertuigen. De eerstvolgende dagen werden besteed aan het treffen van voorbereidingen, terwijl de ontwikkeling der gebeurtenissen werd afgewacht. Op 28 Augustus werd de mobilisatie gelast met ingang van 29 Augustus. Die dag en de daaraan volgende assisteerde ik bij de vordering van auto’s. Op 31 Augustus begaf ik mij naar mijn eigenlijke mobilisatiebestemming, Bodegraven, waar ik was ingedeeld bij de 3e Compagnie van het Ie Auto Bataljon. Ik had daarbij de functie van Sectie Commandant en als zodanig het bevel over 45 man met 23 auto’s. De Auto Bataljons verzorgden de aan en afvoer van levensmiddelen, munitie, materiaal etc. etc. De 3e Compagnie was aangewezen voor munitievervoer.
Op 5 October 1939 werd 3 I Aut. Bat. verplaatst naar Alphen aan den Rijn, waar het tot het einde van de mobilisatie is gebleven.
Op 20 April 1940 werd ik overgeplaatst naar de Staf van het Ie Auto Bataljon, toen gelegerd te Oegstgeest. Bij het uitbreken van de oorlog op 10 Mei 1940 bevond Staf I Aut. Bat. zich aanvankelijk nog daar in een huis aan de Louise de Colignylaan. Aangezien de Staf zich daar zelfstandig bevond en zonder voldoende bewaking, vertrok zij nog op 10 Mei naar Warmond, waar de Ie Compagnie gelegerd was. Ik bleef met een korporaal achter om eventuele telefoonberichten op te nemen en door te geven. Maar op Zaterdag 11 Mei zijn wij eveneens naar Warmond gegaan.
Op Zondag 12 Mei kwam het bevel, dat Staf 1 Aut. Bat. te ’s Gravenhage moest worden gevestigd, in de onmiddellijke nabijheid van het Stafkwartier van het Ie Legerkorps, waaronder dit Bataljon rechtstreeks ressorteerde. Gedurende de belde Pinksterdagen heb ik in Den Haag kwartier gezocht en ten slotte een leegstaand huis gevonden, dat in de vroege morgen van Dinsdag 14 Mei in gebruik werd genomen. Na de capitulatie is de Staf daar gebleven totdat deze op 25 Mei 1940 ontbonden werd. Dien dag vertrok ik ook met groot verlof. Tengevolge van de omstandigheden, waarin ik me vond, heb ik van de krijgsverrichtingen van nabij niets medegemaakt.
Reeds in de eerste oorlogsjaren, ik meen in 1941 of 1942 werd ik weliswaar door mijn oom Mr. W. M. Kolff (Tim) (zie Biografie 1939-1950 W.M. Kolff) betrokken bij de eerste organisatie van de O.D., doch tot enige activiteit werd ik niet geroepen, tot de periode omstreeks en na Dolle Dinsdag. Ook toen was het, in B.S.-verband wat mij betreft, slechts voorbereiden van de organisatie. Wel vormde ik een schakel in een Berichtendienst, doch tot meerdere activiteit kwam ik, tengevolge van een ziekte, niet. Na de bevrijding was ik plaatselijk commandant van de B.S. voor de gemeente Dell (G.). Na enkele weken kwam ik bij de Districtsstaf B.S. en werd o.a. enige tijd gedétacheerd bij de Canadese Field Security. Alles bij elkaar, na drie jaar onderduiken als reserve officier wel leuk, maar weinig opwindend. Na een baantje van een maand of twee bij de P.O.D., later P.R.A., werd ik in September 1945 waarnemend burgemeester van Dell. Dit maakte het voor mij uitgesloten om mij voor de militaire dienst te melden.
Na mijn definitieve benoeming tot burgemeester vroeg en verkreeg ik vrij spoedig een eervol ontslag uit de dienst.