Op 1 november 1941 werd ik als hospitaalsoldaat bij het Nederlands
Indische Leger ingedeeld ter opleiding tot Officier van gezondheid.
Met ingang van 1 December 1941 werd ik benoemd en aangesteld tot
Officier van Gezondheid 2e Kl.
Na de oorlog tegen de Jappen werd ik aanvankelijk als krijgsgevangene
te Bandoeng geïnterneerd, eerst op de Sumatraweg, daarna L.O.G.
Vervolgens werd ik weggevoerd naar het treinkampement in Tjimahi,
toen naar Soerabaja en ten slotte naar de beruchte Birma Railroad
in Siam, waar ik in ongeveer alle tien kampen als dokter werkzaam
ben geweest en meer dan drie jaren ben verbleven. Na de bevrijding
kon ik wegens mijn vele werkzaamheden niet voor medio Januari 1946
uit Siam weg. Per Dakota ben ik op 15 Januari 1946 te Batavia teruggekomen.
Ik was daar werkzaam tot omstreeks 15 Maart, waarna ik als scheepsarts
met een schip met geëvacueerden de 'Tasman' naar Nieuw-Zeeland
vertrok. Daar en later in Australië heb ik ongeveer een jaar
gewerkt als arts in de N.I.W.O.E.-kampen (recuperende ex-krijgsgevangenen
en burgergevangenen). Ik was intussen benoemd tot Officier van Gez.
1e Kl., met terugwerkende kracht tot 1 Januari 1942.
|
In Februari 1947 kwam ik naar Batavia terug en was werkzaam in
het Militair Hospitaal I en daarna als Bataljonsarts van het Bataljon
van de Kapitein Westerling. Op 1 December 1947 werd ik - na zes
jaren militaire dienst - gedemobiliseerd. Gedurende de Politionele
Acties was ik te Batavia werkzaam, aangezien ik toen te oud was
voor de velddienst.
Van de samensteller:
De Res. 1e Lt. Der Artillerie, Mr. A.C.C. Folkersma, die lange
jaren in de Birmakampen opgesloten was, schrijft in zijn bericht (zie 'Bericht' Folkersma), dat hij zulke prettige herinneringen heeft aan zijn kennismaking
met Dr. Maureau en beschrijft hem als een der vele goede en flinke
medici, aan wie het zeker te danken is, dat nog niet meer van ons
als slachtoffers van dit Siam-avontuur omgekomen zijn.
De heer Maureau schrijft mij daarop: "Ik heb in die jaren 8
à 10.000 man door mijn medische handen, dus ook door mijn
hoofd, gehad. Overigens is geen van ons uitingen van lof en dankbaarheid,
evenmin als een hoop kritiek onthouden. Een en ander hing er meestal
van af of, en zo ja, in hoeverre wij in staat waren iets voor de
mensen te doen. Dikwijls was dat bitter weinig.
|