In het
voorjaar van 1941 werd mij op voorstel van ons oud-bestuurslid
en vroegeren secretaris Mr. W.M. Kolff te Deil (Gld.) door
mijn mede-bestuursleden van onze Familie Vereeniging gevraagd
of ik mij wilde belasten met het samenstellen van een boekwerkje,
waarin zouden worden vermeld de belevenissen van onze gemobiliseerde
verwanten, met het doel deze verzamelde berichten voor het
nageslacht te bewaren. Als oudste in militairen rang, meende
ik deze opdracht gaarne te moeten aanvaarden.
Reeds
een belangrijk deel van de gegevens had ik verzameld - althans
voor zooverre dit in bezet Nederland mogelijk was - toen onze
vereeniging door den Commissaris voor niet-commercieele verenigingen
en stichtingen onder toezicht werd gesteld en ons werd opgedragen
een afschrift van alle uitgaande stukken aan zijn bureau te
zenden.
Wel, dat
zouden wij zeker niet doen.
In dien tijd was ik ook penningmeester van onze Familie Vereeniging
en met alle kasbescheiden van de Vereeniging en van het Familie-Ondersteuningsfonds,
liet ik alle zich in mijn bezit bevindende aantekeningen mede
onderduiken.
|
Dit was niet zo eenvoudig, omdat ikzelf op 18 december 1942
mijn huis te Wassenaar moest verlaten (zie de afbeeldingen, met tekst van de verordeningen; zie ook: De
Colve II) en door de Duitschers naar Gelderland, oostelijk
van den IJssel werd verbannen. Wij wisten echter westelijk van
deze rivier nabij Epe (Gld.) een onderdak te vinden. Hier verbleef
ik met mijn gezin tot Juni 1943, toen ook deze woning op last
van de bezetters werd gevorderd. Ik had intusschen een woonschip
gekocht, waarmede wij in vele étappes naar westelijk
Nederland terugkeerden. Aan boord van de 'Caeghschuyt'
(zie vergunning) (zie noot) heb ik nog juist het einde van de bezetting kunnen halen, want
ons scheepje was eenige malen bijna een prooi van de Duitsche
aasgieren geworden.
U
moge hieruit blijken hoe alle bescheiden en gegevens dermate
- gedeeltelijk opzettelijk - waren door elkaar geraakt, dat
het aanvankelijk niet wel mogelijk was met een geordend verhaal
te beginnen.
In 1950 besloot ik de belevenissen van onze verwanten, die in
Nederlandsch-Indië hadden dienst gedaan, ook in dit boekje
op te nemen, zoomede het Bericht omtrent den oorlogsvrijwilliger
Thomas Humphry Egeler, Sergeant-Instructeur bij de Rhodesian
Rifles, op 29 februari 1944 omgekomen bij Salisbury in Zuid-Rhodesia,
welk bericht ik thans van wijlen zijn vrouw, Mevrouw T.A. Egeler-Kolff
mocht ontvangen.
|

Bezoek
van H.M. Koningin Wilhelmina op 2 Maart 1940 aan het vak
van 46 R.I. in de omgeving van Kesteren. Op de achtergrond
de met drijfijs bedekte Rijn.
Ook de
beide slachtoffers van het verzet Mr. W.M. Kolff, Burgemeester
van Deil (Gld.) en J.C. Kolff, student aan de T.H. te Delft,
die alhoewel niet als militair, doch op zeker niet minder
eervolle wijze het land hebben gediend en het hoogste offer
hebben gebracht voor Koningin en Vaderland, mochten in dit
overzicht niet ontbreken. En het is wel een droevige gedachte
dat het juist Mr. W.M. Kolff is geweest, die in 1941 het initiatief
nam tot het verzamelen van deze Berichten.
|