Bericht van den Res. Sergeant, leerling-vlieger, Jan Kolff, van de School voor Res. Officieren Militaire Luchtvaart (S.R.O.M.L.)
Geboren in 1919 was ik reeds sedert enige tijd in het bezit van een Oproep om mij op 1 September 1939 te Soesterberg bij de S.R.O.M.L. (School voor reserve officieren bij de militaire luchtvaart) voor de eerste oefening te melden. Alhoewel in de laatste dagen van Augustus de Algemene M<mobilisatie was afgekondigd ging deze opleiding door; echter niet te Soesterberg. Nadat wij in de uniform waren gekleed en een gedeelte van onze uitrusting hadden ontvangen vertrok het personeel van de School en de leerlingen, ongeveer een hinder kan, drie dagen later naar Rotterdam. Wij werden daar ondergebracht in een nieuw en fraai schoolgebouw in de Baljuwstraat.
Ik had gehoopt veel te zullen vliegen. Vliegen was al sedert jaren mijn lust en mijn leven. Op mijn 18e jaar behaalde ik mijn brevet als sportvlieger en daarna einde 1938 het M. Brevet. Het viel echter anders uit. Behalve in een linktraining toestel, binnenskamers, is er slechts enkele malen op Ypenburg gevlogen, bij gebrek aan lestoestellen.
De theoretische opleiding was goed. In December 1939 werd ik bevorderd tot Res. Onderofficier – leerling-vlieger.
Op 10 mei 1940, onmiddellijk na de Duitse overval, werd de school overgeplaatst naar het ruime gebouw van de Ambachtsschool, gelegen aan de Gordelweg, aan de Noordelijke uitgang van Rotterdam. Ons détachement werd aangewezen tot het verrichten van hulp- en bewakingsdiensten. Zo moest3en wij patrouilles lopen langs het spoorwegviaduct dwars door Rotterdam. Wij wisten enkele verspreide en doorgedrongen Duitsers gevangen te nemen. Ook behoorde tot onze taak de eten-brengers, die eten brachten naar de strijdende troepen aan de Maasbruggen, te begeleiden. Deze maaltijden werden met auto’s gebracht, waarop herhaaldelijk vuur werd afgegeven, hetwelk door ons met Vickers Vliegtuigmitrailleurs werd beantwoord.
Ook bij ons schoolgebouw aan de Gordelweg was een Vickers vliegtuigmitrailleur opgesteld, waarmede op de laagvliegende Duitse toestellen, die onze school beschoten, werd gevuurd. Op de laatste dag echter werd het gebouw zwaar gebombardeerd, waarbij ik licht gewond raakte en onder het puin bedolven werd. Daar moet ik wel enige tijd bewusteloos hebben gelegen. Toen ik bij kwam herinnerde ik mij aanvankelijk niets van het gebeurde. Ik kon mij vrijwel niet bewegen, noch ademen vanwege het stinkende stof. Het was zo donker; ik zag geen enkel straaltje daglicht. In welke richting moest ik mij nu trachten te bevrijden? “Jan, rustig blijven, vooral rustig blijven”, zeide ik tot mijzelf. Op goed geluk ben ik gaan kruipen en ik moest hier en daar puin wegkantelen. Nog bleef alles donker. Opeens meende ik stemmen te horen. Ik riep, ja, brulde terug. Er kwam antwoord en hulp van de kameraden. Met vereende krachten heeft men mij bevrijd. Ik had hier en daar wonden die bloedden. Aangezien de waterleiding ook vernield was hebben buren de wonden met thee uitgewassen.
Na de capitulatie werd ons détachement in krijgsgevangenschap afgevoerd naar Hollandse Rading en ondergebracht in een leeggemaakt reclasseringsoord. Daar kregen wij opdracht om een toegangsweg te verbeteren. Wél deden wij alsof wij ijverig aan het werk waren, doch toen wij in het begin van Juni 1940 gedémobiliseerd werden, was er niet veel meer van die weg te zien dan een paar weken tevoren.
Aanvankelijk zette ik mijn studiën aan de Technische Hogeschool te Delft voort. Toen echter in 1942 de ‘Arbeitseinsatz’ voor studenten dreigde, besloot ik onder te duiken, aanvankelijk te Wissel bij Epe (Gld.), waarheen mijn ouders door de Duitsers verbannen waren. Later, toen ook dit huis door de Duitsers gevorderd werd, trok ik met mijn ouders mee, terug naar het Westen van ons land, aan boord van een door hen aangekochte woonboot. Wij lagen o.m. op de Kagerplassen, niet ver van Warmond, toen op een goede dag in September 1944 een sleepboot met een Duitse marinebemanning verscheen. Ik werd opgepikt en medegenomen. De sleepboot was ongeveer ter hoogte van Leiderdorp, toen een groep Engelse vliegtuigen verscheen, die een lading bommen uitwierp. De gehele bemanning vluchtte de weilanden in om daar dekking te zoeken. Op mij werd niet meer gelet. Ik deed mij tegoed aan brood en kaas, die ik in de stuurhut aantrof en verdween toen in het half duister. Dat ik voorlopig niet meer aan boord van de woonboot ben teruggekeerd, zal een ieder wel duidelijk zijn! Onmiddellijk na de bevrijding meldde ik mij als vrijwilliger bij de Nederlandse Luchtmacht. Ik was toen helaas twee jaren te oud om als vlieger te kunnen worden aangenomen.