|
Bericht omtrent
den Reserve Eerste Luitenant der Veld-Artillerie Cornelis Kolff. |
"Bij de Vóórmobilisatie
ben ik op 24 Augustus 1939 te Bergen op Zoom bij 3-III R.A. onder
de wapenen gekomen met als functie Batterij-officier. Begin September
vertrok ons onderdeel per trein naar Beek (N.Br.) aan de Zuid-Willemsvaart
en vandaar ging het te paard op 8 September naar Uden (N.Br.). Einde
October werd ik bevorderd tot Luitenant - toegevoegd bij hetzelfde
onderdeel. Medio Januari 1940 werd ik overgeplaatst in dezelfde functie
bij I-III-7 R.A., tevens als waarnemend Batterij-commandant. Op 9
April 1940 vertrok ik met mijn onderdeel te paard naar Geffen (N.Br.).
Op 1 Mei 1940 volgde mijne benoeming tot C.-Mun.Col.-III - 7 R.A.
(Commandant Munitie-colonne van de IIIe Afdeeling 7e Regiment Artillerie),
in welke functie de oorlog door mij werd medegemaakt. Toen de Duitsche
troepen op 10 Mei Nederland waren binnengevallen werd vrijwel het
geheele IIIe Legerkorps (III L.K.), waartoe o.m. 7 R.A. behoorde,
uit Oostelijk Noord Brabant teruggenomen om te worden verzameld achter
het Zuid-oostfront van de Vesting Holland, dus achter een lijn ongeveer...
Hardinxveld - Gorinchem - Leerdam - Everdingen - Vianen. Vrijwel zonder
eenige gevechtsaanraking met de Duitsche voorhoeden bereikte III L.K.
het nieuwe legeringsgebied. Op 10 mei 1940 kreeg III L.K. bevel terug
te gaan naar Zoelen in de Neder-Betuwe, waarbij Maas en Waal moesten
worden overgetrokken, resp. bij Lith en bij Tiel, hetgeen in goede
orde en zonder door de Duitschers te worden gehinderd, geschiedde.
In de avond van 13 Mei 1940 kregen wij opdracht om nog verder terug
te gaan naar Hei- en Boeicop. En terwijl wij al die dagen - vol verlangen
om eindelijk in actie te kunnen komen - op de desbetreffende bevelen
hadden gewacht, werd ons in den avond van 14 Mei de capitulatie bekend
gemaakt." |
Tot zover de eigen medeedelingen mij d.d. 24 Januari
1941 door Cornelis Kolff toegezonden. En toen... ja, toen kwam al
spoedig bij Kees de gedachte op dat hij moest trachten zich bij
het Nederlandsch contingent, dat in Engeland gevormd werd, aan te
sluiten. Wie had van dezen stoutmoedigen kerel anders verwacht?
Natuurlijk hield hij zijne plannen geheim. Maar van zijne echtgenote,
Mevrouw M.C. Kolff-Molkenboer heb ik de navolgende gegevens mogen
ontvangen, die wij door middel van deze publicatie voor 't nageslacht
willen bewaren. Met twee vrienden, Ernst Moltzer en Dick van der
Flier, werd reeds in het voorjaar van 1941 te Warmond een vaartuigje
gekocht met mast en zeilen. Het vaartuigje bleek wel geschikt voor
een niet al te woelige zee, maar het mocht niet te zwaar zijn omdat
het ook over land moest worden vervoerd. Twee aanhangmotoren, waarvan
één in reserve, een voldoende hoeveelheid benzine
en levensmiddelen werden bijeengebracht, hetgeen onder het speurend
oog van de Duitschers nog niet zoo eenvoudig was.
De drie vrienden wilden niets aan het toeval overlaten en alles
werd zoo nauwkeurig mogelijk voorbereid. Het plan was om met oostenlijken
wind in den laten avond en bij voldoende duisternis, zeilende, het
strand te verlaten. De heer Moltzer was een bekend zeezeiler en
had alle vertrouwen in de onderneming. Kaarten van de Britsche mijnenvelden
waren in zijn bezit. Men had aanvankelijk een punt nabij Noordwijk
aan Zee op het oog. De vrienden hadden daar in de maand Augustus
een villaatje gehuurd. De kust bleek echter te streng bewaakt, zoodat
zij besloten elders en wel vanuit de duinen en vanaf het strand
westelijk van Bloemendaal hunne pogingen te herhalen.
Bij deze pogingen zijn zij bijna door de Duitschers gegrepen: zij
konden ternauwernood in de duinen ontkomen. Vermoedelijk is toch
iets uitgelekt, want huiszoekingen bij de vrienden volgden en zij
moesten onderduiken. Zoo werd het November 1941. Toen meenden zij
een poging te moeten wagen vanaf het strand bij Castricum. Alles
werd daar in gereedheid gebracht. Het wachten was op een gunstige
oostelijke wind met kalme zee. Op 14 November werd tot vertrekken
besloten en laat in de avond verlieten zij de Nederlandsche kust.
Een vertrouwensman, die aan de wal de laatste sporen van hun vertrek
zou verwijderen, meldde later, dat hij gedurende geruimen tijd in
de nabijheid was gebleven en er zeker van was. Dat gedurende de
eerste uren alles goed moet zijn gegaan. |
Kees en zijn vrienden hebben Engeland nooit bereikt. Wat er is
geschied, 't zal voor eeuwig een raadsel blijven. Maar ons past
het de nagedachtenis te eeren van dit dapper lid van 't geslacht
Kolff, die - welbewust van de gevaren aan zijn onderneming verbonden
- niet aarzelde te gaan toen hij meende zijn Koningin en Vaderland
beter vanuit Engeland te dienen dan dit in bezet Nederlandsch gebied
mogelijk zou zijn geweest.
J.M.K.
|
|